Attributie

ERIKSCHOBBEN.BE

Verliezers hebben excuses, winnaars hebben een plan !

 

De attributietheorie is een theorie uit de sociale psychologie die de wijze waarop mensen het gedrag van zichzelf en van anderen verklaren in termen van oorzaak en gevolg, en hoe dit van invloed is op hun motivatie, wil begrijpen. De Oostenrijkse Amerikaan Fritz Heider was hiervan in 1958 een belangrijke grondlegger. In het gewone niet-wetenschappelijke taalgebruik noemt men attribueren in engere zin het gebruik van uitvluchten om een handelwijze te rechtvaardigen.

 

De theorie verdeelt de manier waarop mensen attribueren (dat wil zeggen oorzaken toekennen) in twee typen:

 

Van externe attributie is sprake als oorzaken worden gezien als liggend buiten de betrokkene. Wanneer iemand zakt voor een examen dan is de uitspraak “dat komt doordat de verwarming zo hoog stond dat ik me niet kon concentreren” een voorbeeld van externe attributie;

Van interne attributie is sprake als oorzaken worden gezien als liggend binnen de betrokkene. Wanneer iemand zakt voor een examen dan is de uitspraak “dat komt doordat ik te dom ben voor dit examen” een voorbeeld van interne attributie.

Mensen hebben de neiging om te attribueren op een wijze die prettig is voor het eigen zelfbeeld. Bij prettige gebeurtenissen wordt er meestal intern geattribueerd, terwijl bij vervelende gebeurtenissen meestal extern geattribueerd wordt. Deze vertekening van de attributie wordt de zelfbedieningstendens genoemd.

 

Attributie kan problematisch zijn, als de persoon ermee aan zelfsabotage doet, vanwege (tijdelijke) minderwaardigheidsgevoelens. Vervelende gebeurtenissen worden dan intern in plaats van extern geattribueerd en prettige gebeurtenissen extern in plaats van intern.

 

Psychologische onderzoeken hebben uitgewezen dat mensen vrijwel automatisch attribueren in gedachten en (roddel)gesprekken over anderen en daaraan conclusies verbinden over hun persoonlijkheid.

 

Vertekeningen in de attributie

Er kunnen verschillende fouten worden gemaakt in de attributie. Het gaat er dan om dat de attributie verkeerdelijk intern of extern gelegd wordt. Dit kan een bewuste beslissing zijn, maar meestal gaat het over een onbewuste reactie.

 

Een veelvoorkomende fout die wordt gemaakt is de fundamentele attributiefout: mensen zijn geneigd om het gedrag van anderen a priori intern te attribueren. Alleen wanneer een externe verklaring zich opdringt of wanneer het intern attribueren zo goed als onmogelijk is, wordt het gedrag extern geattribueerd.[1]

 

Een tweede fout die gemaakt wordt is net de tegengestelde van de fundamentele attributiefout. Het actor-observatoreffect stelt dat mensen hun eigen gedrag extern attribueren. Een eerste reden die hiervoor wordt gegeven is die van de zelfbescherming. Alhoewel deze niet de volledige verklaring kan geven, want mensen gaan eveneens hun positief gedrag extern attribueren. Een tweede reden die wordt gegeven is dat de cognitieve factor een rol speelt. Dit betekent dat men meer weet heeft van de externe factoren, en er daardoor beter rekening mee gaat houden. Een laatste verklaring ligt in de positie van waaruit men het gedrag bekijkt. Wanneer men zelf het gedrag stelt, richt men zijn blik meer op de omgeving, terwijl wanneer er iemand geobserveerd wordt de blik op die persoon wordt gericht.

 

Bron: Wikipedia

 

Met de fundamentele attributiefout wordt de neiging bedoeld om gedragingen van anderen toe te schrijven aan de persoonlijkheid of het karakter van die ander. Situationele factoren (factoren die buiten een persoon liggen) worden onderschat, terwijl dispositionele factoren (factoren die binnen een persoon liggen) worden overschat. Dit gebeurt zelfs wanneer er duidelijk zichtbare (saillante) situationele oorzaken voor het gedrag van de ander zijn. De psycholoog Ross introduceerde in 1977 voor deze cognitieve fout de term 'fundamental attribution error'.

 

De self-serving bias is een ander soort attributiefout : hierbij schrijft een persoon zijn eigen succes toe aan dispositionele (interne) factoren en zijn falen aan situationele (externe) factoren. De persoon in kwestie zal dit niet als een fout zien, maar eerder als een bewijs van zelfverzekerd handelen.

 

Algemeenheid

Deze neiging tot attributie ("toeschrijving") wordt "fundamenteel" genoemd, omdat zij bij alle mensen en in een veelheid van omstandigheden lijkt voor te komen. Toch worden hierbij ook vraagtekens gezet: de fout zou in Aziatische culturen minder voorkomen (Choi et al., 1999).

 

Oorzaak

In beschouwing genomen dat de fout minder voorkomt in Aziatische culturen (Choi et al., 1999), zou de westerse geneigdheid tot het zich richten op de persoon een oorzaak kunnen zijn. Binnen Aziatische culturen worden ook dispositionele attributies gemaakt, maar bestaat er vaak een holistischer perspectief waarbij de persoon binnen de context wordt gezien. Hierdoor zouden Aziaten bij saillante situationele informatie de fundamentele attributiefout minder snel maken dan westerlingen.

 

Self-serving bias is een term uit de sociale psychologie die deel uitmaakt van de attributietheorie. Deze vorm van bevooroordeling houdt in dat mensen succes aan hun eigen capaciteiten of talenten toeschrijven (interne attributie), terwijl ze hun falen meer toeschrijven aan de omstandigheden of fouten van anderen (externe attributie). Als iemand bijvoorbeeld een goed resultaat haalt voor een test, zal hij dit verklaren door zijn intelligentie of vermogen om te studeren. Is het resultaat van de test daarentegen negatief, zal de persoon dit wijten aan slechte vraagstelling, storende of afleidende factoren etc.

 

Het attributie-effect is ook te zien als een onderzoeker een groep mensen vraagt hun capaciteiten voor het verrichten voor een bepaalde taak (bijvoorbeeld autorijden) in te schatten ten opzichte van de andere groepsleden. Vaak geeft een meerderheid aan over 'bovengemiddelde' capaciteiten te beschikken. (Statistisch is dit natuurlijk onmogelijk).

 

Bij hulpverleners komt het voor dat ze de verantwoordelijkheid voor genezing accepteren en toeschrijven aan hun therapie, interventie of geneeskunde. Iedereen vindt zichzelf effectief en belangrijk hierin. Als het misgaat met een behandeling, wordt dit ook hier vaak geweten aan omstandigheden die buiten de mogelijkheden van de behandelaar liggen en vaak wordt de verantwoordelijkheid afgewezen.

 

Sommige mensen maken (doorgaans onbewust) gebruik van externe attributie door van tevoren de situatie zo in te kleden dat deze later als excuus kan worden gebruikt. Een voorbeeld is een leerling die te weinig tijd aan zijn schoolwerk besteedt. Als hij toch een voldoende voor een test haalt, zal hij dit bevooroordeeld toeschrijven aan zijn intelligentie; als hij een onvoldoende haalt, wijst hij op het gebrek aan voorbereiding, zodat het niet aan zijn intelligentie kan liggen.

 

Bron: Wikipedia